Organisatie 1971 - 1982

De enorme ledengroei van de VVD vroeg om organisatorische aanpassingen. De partij poogde haar structuur te ‘verdichten’ door meer afdelingen op te richten en door de invoering van een alle afde­lin­gen en heel het land om­spannend net van ‘onder­centrales’. Deze regionale samenwer­kingsverbanden waren bedoeld om kleine afdelingen bij te staan en de zichtbaarheid van de VVD te vergroten (door spreekbeurten, bij de leden­werving en in verkiezings­campag­nes) in gebieden waar nog geen afdeling was.

Partijcultuur 1963 - 1971

De gebruikelijke passiviteit bleef de VVD ook in de jaren zestig nog geruime tijd ken­merken. Uit een groot­schalige enqu­ête die het hoofdbestuur in 1965 onder de afde­lingen hield, bleek dat de organisatie vele feilen ver­toonde. ‘Het karak­ter van vele afdelingen is teveel dat van een kiesvereni­ging. Dit be­tekent dat men activiteiten in hoofd­zaak beperkt tot perio­den van kandidaat­stel­lingen en verkiezingen.’ Het ledental, na 1959 teruggevallen tot zo’n 30.000, steeg echter wel tot circa 38.000 in 1970.