1982 - 1990

Geschiedenis

Na de groei van de VVD onder het leiderschap van Hans Wiegel, kreeg de partij in de jaren tachtig een zware terugslag. Electorale neergang, onduidelijk en omstreden leiderschap, veel gedoe en geruzie en interne verdeeldheid bepaalden het beeld van de partij.

Verkiezingen en regering

Bij de Tweede Kamer­verkie­zin­gen op 8 sep­tember 1982 behaalde de VVD met de nieuwe en onervaren lijsttrekker Ed Nijpels ruim 23 procent van de stem­men, goed voor een winst van tien zetels. Het was het beste resul­taat in de geschiedenis van de partij tot dan toe, dat mede was gebaseerd op een ‘doorbraak in het zuiden’. Aan het succes in Limburg en Noord-Brabant zal de katholieke achtergrond van Nijpels hebben bijgedragen, evenals zijn jeugdige uitstraling – die extra opviel bij al veel langer meedraaiende oudere politici als Dries van Agt (CDA) en Joop den Uyl (PvdA). De VVD voerde campagne onder de leus ‘gewoon jezelf kunnen zijn’. Uit onderzoek bleek dat ruim een derde van de winst van het CDA kwam, een kwart van D66 en dertien procent van de PvdA. Bij de Europese verkiezingen van 14 juni 1984 fungeerde Nijpels als lijstduwer en verwierf hij meer dan 100.000 voorkeurstemmen.

Programma's

De verkiezingsprogramma’s van de VVD in de jaren tachtig stonden voor een belangrijk deel in het licht van de economische crisis in die periode, met hoge werkloosheid, hoge inflatie en een hoog overheidstekort. Bij de vervroegde verkiezingen voor de Tweede Kamer op 8 september 1982 kwam de VVD met een urgentieprogram uit, dat was opgesteld door de voorzitters en ondervoorzitters van de partij en van beide Kamerfracties. In grote lijnen werd het verkiezingsprogramma van 1981 gehandhaafd, maar de financieel-economische paragraaf werd vanwege de crisis aangepast. De VVD stelde een loonmatiging van twee procent per jaar voor, bezuinigingen van 27 miljard gulden, èn belastingverlaging en lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Sociale uitkeringen zouden – met uitzondering van de AOW – met vijf procent per jaar moeten dalen.

Organisatie

In de loop van de jaren tachtig werd de grote invloed die de Kamercentrales in de VVD genoten enigszins ingeperkt. Hoe groot hun macht was, bleek duidelijk tijdens de kandidaatstellingsprocedures voor de Tweede Kamer in 1982 en 1986. Wanneer een aantal Kamercentrales onderlinge stemafspraken maakten over de lijstvolgorde, kon het hoofdbestuur die niet doorbreken. Deze regionale kongsi’s leidden vaak tot spanningen binnen de partij. De blokvorming tijdens het kandidaatstellingsproces in 1982 noemde partijvoorzitter Jan Kamminga ‘zonder meer verwerpelijk’. In 1986 botsten westelijke en noordelijke kamercentrales over de kandidatenvolgorde, terwijl de partijtop machteloos moest toekijken. Een jaar daarvoor waren de voorzitters van de Kamercentrales lid geworden van de verkiezingsraad (de uitgebreide partijraad met extra afgevaardigden van de Kamercentrales) – een formele erkenning van hun grote invloed achter de schermen.

Partijcultuur

‘De VVD is een zelfbewuste partij, de VVD is een grote en sterke partij ge­worden… Ondanks het individualisme dat het liberalisme eigen is, heeft de VVD een sterke positie kunnen opbouwen omdat wij jegens elkaar loyaal zijn geweest’, zo omschreef partijvoorzitter Frits Korthals Altes zijn partij in het jaarverslag over 1981. Die saamhorigheid zou in de jaren tachtig zwaar worden beproefd. Dat kwam door het vele ‘gedoe in Den Haag’, maar het had ook te maken met de onstuimige groei van de VVD: de toestroom van nieuwe leden deed de partij van karakter veranderen.