2006 - 2023

Geschiedenis

In het voorjaar van 2006 werd Mark Rutte door de VVD-leden aangewezen als partijleider. Ondanks dit directe mandaat was zijn positie eerst niet onomstreden: hij was zijn rivale Rita Verdonk maar net voorgebleven en onder zijn leiding verloor de VVD enkele  verkiezingen op rij. Zijn doorbraak kwam bij de Tweede Kamerverkiezingen in juni 2010, toen de VVD de grootste partij werd en Rutte de eerste liberale premier sinds 1918. 

Verkiezingen en regering

In het voorjaar van 2006 was Mark Rutte tot lijsttrekker van de VVD verkozen voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Door de val van het tweede kabinet-Balkenende, waarvan de VVD deel uitmaakte, vonden er op 22 november vervroegde Kamerverkiezingen plaats. Met Rutte als aanvoerder kwam de VVD op 22 zetels uit, een verlies van zes. CDA, PvdA en ChristenUnie vormden in februari 2007 het vierde kabinet-Balkenende. De VVD belandde in de oppositie, waarmee een einde kwam aan een regeerperiode van zo’n twaalf en een half jaar. Rutte werd met slechts enkele maanden parlementaire ervaring oppositieleider, maar moest zoeken naar de invulling van die rol. Electoraal herstel bleef aanvankelijk uit. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten op 7 maart 2007 en het Europees Parlement op 4 juni 2009 ging de VVD achteruit. De partij zette in deze tijd een permanente, professionele campagne op, die zich concentreerde op onderscheidende issues als immigratie, veiligheid, economie en verkeer. Mede door deze focus kwam het optreden van Rutte in de Tweede Kamer beter uit de verf. 

Programma's

Nadat in 2005 het Liberaal Manifest nog was geactualiseerd, presenteerde partijleider Mark Rutte in 2008 een door hemzelf geschreven nieuw beginselprogramma, dat werd vastgesteld op de algemene vergadering van 15 november 2008. Rutte brak hierin een lans ‘vóór de hardwerkende Nederlander die vorm en inhoud geeft aan de eigen toekomst’. Hij pleitte voor de klassiek-liberale beginselen van ‘vrijheid en verantwoordelijkheid’ en een ‘krachtige, kleine staat’. Rutte wilde een lage belastingdruk en beschouwde de vrije markt als ‘voorwaarde voor een optimaal welvaartsniveau’. Het begrip ‘sociale markteconomie’, dat in de beginselverklaring van 1980 en het Liberaal Manifest van 2005 voorkwam, was in dit programma verdwenen. Rutte noemde de joods-christelijke traditie, het humanisme en de Verlichting, samen met de Nederlandse taal, geschiedenis en de grondwet ‘de grondslag voor onze nationale identiteit’. 

Organisatie

Ook al was de VVD bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010, 2012 en 2017 de grootste partij in de Tweede Kamer, haar ledenaanhang bleef structureel krimpen. In de aanloop naar de lijsttrekkersverkiezingen in het voorjaar van 2006 nam het aantal leden toe, maar later dat jaar vertrokken er ook 1500, nadat Rita Verdonk was opgestapt. Begin 2006 telde de VVD ruim 40.000 leden, in 2017 circa 26.500 – een verlies van een derde. De leden die bleven waren zeker niet allen actief. De commissie-Dekker, die was ingesteld om het verlies bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 te evalueren, meende dat de participatie van de vrijwilligers omhoog kon. ‘Er moet teveel een beroep op een te kleine groep worden gedaan. De wil om er gezamenlijk de schouders onder te zetten ten gunste van een zo groot mogelijk resultaat laat te wensen over.’  Deze constatering was niet nieuw in de geschiedenis van de VVD. Hoewel de commissie-Dekker de in 2003 ingevoerde ledenraadpleging als positief waardeerde, wees zij als nadeel aan dat de discussies in de afdelingen en kamercentrales minder relevant waren geworden. ‘Hierdoor is het “wij-gevoel’ verloren gegaan.’ De commissie adviseerde na te gaan hoe de betrokkenheid van het individuele lid en de afdeling kon worden vergroot.

Partijcultuur

De strijd tussen Mark Rutte en Rita Verdonk in het voorjaar van 2006 om het lijsttrekkerschap van de VVD had in de partij diepe sporen achtergelaten. Dat kwam ook door wat sommige ‘prominente partijleden’ publiekelijk over Verdonk hadden gezegd. De evaluatiecommissie onder leiding van oud-minister Sybilla Dekker, die was ingesteld om het verlies van de VVD bij de Tweede Kamerverkiezingen in november te onderzoeken, oordeelde streng over de ‘negatieve uitingen’. Deze zouden hebben bijgedragen aan de verdeeldheid en het ‘verlies aan stijl en respect in de partij’. De commissie bracht deze uitspraken in verband met een houding van ‘wij liberalen zijn vooral vrij om veel, zo niet alles te zeggen’. De prominenten hadden echter een voorbeeldfunctie met hun vermogen ‘om de onderlinge verbondenheid te versterken’. Partijvoorzitter Jan van Zanen was het hiermee roerend eens: de prominenten hadden het recht op hun mening, ‘maar daarbij gelden wel loyaliteit aan de partij en fatsoensnormen’. Het hoofdbestuur stelde vervolgens een vijftal gedragsregels op onder de naam ‘Stijl en Respect’. Wanneer een partijlid zich daar niet aan hield, zou dat uiteindelijk kunnen worden geroyeerd. Dat ging de algemene vergadering van 15 september 2007 te ver: zij sprak zich uit voor ‘omgangsvormen die getuigen van openheid en wederzijds respect’, zonder in bijzonderheden te treden.