1971 - 1982

Geschiedenis

De jaren 1971-1982 waren een gouden tijd voor de VVD. Onder leiding van Hans Wiegel groeide haar kiezersaanhang sterk. Was de partij in de jaren zestig, en ook nog 1971 onder leiding van Molly Geertsema, bij de Tweede Kamerverkiezingen steeds op ruim tien procent van de stemmen blijven steken, met Wiegel als lijsttrekker kwam zij in 1977 op bijna 18 procent uit. Ook het aandeel van de VVD in het bestuur van gemeenten en provincies nam flink toe. Het ledental steeg in deze periode van zo’n 40.000 naar bijna 93.000.

Verkiezingen en regering

Na de Tweede Kamerverkiezingen van april 1971 was de VVD toegetreden tot het kabinet-Biesheuvel, waarvan ook ARP, CHU, KVP en DS’70 deel uitmaakten. Molly Geertsema werd minister van Binnenlandse Zaken. Als partijleider werd hij opgevolgd door Hans Wiegel. Omdat het kabinet al na een jaar ten val kwam, kreeg die veel eerder dan verwacht zijn electorale vuurdoop. Onder Wiegels aanvoering sleepte de VVD bij de Tweede Kamerverkiezingen van 29 november 1972 22 zetels in de wacht, een winst van zes (ruim eenderde). De jeugdige lijsttrekker richtte zich in zijn campagne ook op jongeren, die nu vanaf achttien jaar mochten stemmen. De winst kwam voor een belangrijk deel uit deze groep. Daarnaast trok de VVD veel katholieke kiezers, maar ook kiezers van DS’70, die zich in 1970 van de PvdA had losgemaakt toen die partij door Nieuw Links radicaliseerde.

Programma's

Zowel in het begin als tegen het einde van de periode waarin Hans Wiegel de VVD leidde, kwam er een Liberaal Manifest tot stand. Het manifest uit 1972 behelsde een liberale toekomstvisie. Op de algemene vergadering van 24 en 25 maart 1972 kondigde partijleider Wiegel de opstelling aan van een Liberaal Manifest, ‘een op de toekomst gerichte liberale visie, een “blauwdruk waarop ook gelijkgezinden buiten de V.V.D. zich kunnen verenigen”’. Een kleine stuurgroep ging aan het werk en presenteerde al in september dit Liberaal Manifest. Zelfbewust werd hierin gesteld ‘dat deze maatschappij aan niets zoveel behoefte heeft als aan een flinke scheut liberalisme’.

Organisatie

De enorme ledengroei van de VVD vroeg om organisatorische aanpassingen. De partij poogde haar structuur te ‘verdichten’ door meer afdelingen op te richten en door de invoering van een alle afde­lin­gen en heel het land om­spannend net van ‘onder­centrales’. Deze regionale samenwer­kingsverbanden waren bedoeld om kleine afdelingen bij te staan en de zichtbaarheid van de VVD te vergroten (door spreekbeurten, bij de leden­werving en in verkiezings­campag­nes) in gebieden waar nog geen afdeling was. In 1975 waren er bijna hon­derd van deze ondercentrales.

Partijcultuur

In het jaarverslag over 1972 constateerde partijsecretaris Frits Korthals Altes dat de VVD zich had ontwikkeld ‘van kiesvereniging tot moderne politieke partij’. Niet alleen trok de partij na het aantreden van partijleider Hans Wiegel steeds meer kiezers, ook het ledental nam uitzonderlijk snel toe, van bijna 42.000 in 1972 tot ruim 100.000 in 1978. Na elke televi­sie­-uitzending in het kader van de ‘zendtijd politieke par­tijen’ stroomden de nieuwe leden toe;  soms raakte de tele­foon­centrale overbelast. Het leden­bestand van de beide Brabantse kamercentrales vervijfvoudigde in deze periode; de kamercen­trale Lim­burg werd zeven keer zo groot. De partijleiding poogde de leden vast te houden door nieuwe afdelingen op te richten. Hun aantal steeg van 434 in 1970 tot 603 in 1980, waardoor de VVD in driekwart van de Nederlandse ge­meenten met een afde­ling aanwezig was. Zogeheten ‘ondercentrales’ werden opgezet om de afdelingen bij te staan.