Nadat in 2005 het Liberaal Manifest nog was geactualiseerd, presenteerde partijleider Mark Rutte in 2008 een door hemzelf geschreven nieuw beginselprogramma, dat werd vastgesteld op de algemene vergadering van 15 november 2008. Rutte brak hierin een lans ‘vóór de hardwerkende Nederlander die vorm en inhoud geeft aan de eigen toekomst’. Hij pleitte voor de klassiek-liberale beginselen van ‘vrijheid en verantwoordelijkheid’ en een ‘krachtige, kleine staat’. Rutte wilde een lage belastingdruk en beschouwde de vrije markt als ‘voorwaarde voor een optimaal welvaartsniveau’. Het begrip ‘sociale markteconomie’, dat in de beginselverklaring van 1980 en het Liberaal Manifest van 2005 voorkwam, was in dit programma verdwenen. Rutte noemde de joods-christelijke traditie, het humanisme en de Verlichting, samen met de Nederlandse taal, geschiedenis en de grondwet ‘de grondslag voor onze nationale identiteit’.
Met Rutte als lijsttrekker nam de VVD vanaf 2006 vijfmaal aan de Tweede Kamerverkiezingen deel. In 2006 telde het programma slechts 6800 woorden; veel korter dan die van 2010 (23.000), 2012 (bijna 28.000), 2017 (maar liefst 44.000) en 2021 (46.930). Constanten in de vier programma’s waren het pleidooi voor belastingverlaging – ‘werk moet lonen’ – en bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Vanaf 2010 stelde de VVD voor om op ontwikkelingssamenwerking te korten; dit was geen kerntaak van de overheid, aldus het program van 2012. Dat viel niet goed bij enkele vooraanstaande partijleden, zoals oud-partijleider Ed Nijpels en oud-Tweede Kamervoorzitter Frans Weisglas. De VVD wilde vooral investeren in infrastructuur (om de files terug te dringen) en veiligheid (meer agenten). Aanvankelijk hield de partij vast aan de AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar, maar mede vanwege de financiële crisis werd die leeftijd in het programma van 2010 verhoogd naar 67 jaar. In 2017 stelde de VVD meer keuzevrijheid voor: langer doorwerken ‘moet natuurlijk ook gewoon kunnen’. In overeenstemming met het Liberaal Manifest van 2005 werd in de programma’s van 2006 en 2010 nog gepleit voor de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester, maar daarna verdween deze wens, die trouwens evenmin in het beginselprogram van Rutte voorkwam.
Het verkiezingsprogramma van 2006 pleitte nog voor uitbreiding van de Europese Unie, maar daarna ging daar de handrem op. Zo er later nieuwe landen zouden kunnen toetreden tot de EU, dan alleen op basis van harde voorwaarden. In haar programma van 2010 wilde de VVD een ‘flinke’ verlaging van de afdracht aan de Europese Unie. Ook leek de partij vanaf dat jaar wat betreft het vreemdelingenbeleid restrictiever te zijn geworden. Om ‘kansarme’ migranten te weren, wilde zij migranten geen recht op bijstand geven wanneer die korter dan tien jaar in Nederland wonen of de Nederlandse taal niet machtig zijn. De VVD gaf in het program van 2017 aan zich de zorgen die binnen de samenleving leefden als gevolg van de ‘grote groepen migranten die hier tegelijk aankomen’ te kunnen voorstellen: ‘Blijft Nederland nog wel Nederland?’ Tegelijk benadrukte dit program sterker dan de voorafgaande de Nederlandse identiteit. ‘Nee, Nederland is niet perfect. Maar we mogen ontzettend trots zijn op het land dat we samen hebben gebouwd… Het Nederlanderschap is een groot goed, iets om trots op te zijn.’ In 2021 verdween dit weer wat meer naar de achtergrond.
Was de VVD In haar programma van 2017 nog voor ‘een kleine, efficiënte overheid’, in het programma voor de Kamerverkiezingen van 2021 meende zij dat ‘juist een sterke, actieve overheid nodig [zal] zijn om ons te beschermen en onze economie en samenleving eerlijk en gezond te houden.’ Het ‘toeziend oog van een sterke overheid als marktmeester’ is nodig, die zal ‘de rafelranden van het kapitalisme actief bij moeten schaven’. Volgens de media was de VVD inhoudelijk wat naar links opgeschoven. De heroriëntatie kondigde zich al eerder aan met het in april 2019 verschenen ‘discussiestuk’ Liberalisme dat werkt voor mensen van de Tweede Kamerfractievoorzitter Klaas Dijkhoff. Hij bepleitte daarin een ‘liberale herwaardering van de overheid’ en vroeg daarbij aandacht voor de positie van de middenklasse, ‘voor al ons goed volk, de harde werkers, de doeners die ons land overeind houden’.