De gebruikelijke passiviteit bleef de VVD ook in de jaren zestig nog geruime tijd kenmerken. Uit een grootschalige enquête die het hoofdbestuur in 1965 onder de afdelingen hield, bleek dat de organisatie vele feilen vertoonde. ‘Het karakter van vele afdelingen is teveel dat van een kiesvereniging. Dit betekent dat men activiteiten in hoofdzaak beperkt tot perioden van kandidaatstellingen en verkiezingen.’ Het ledental, na 1959 teruggevallen tot zo’n 30.000, steeg echter wel tot circa 38.000 in 1970. Het aantal afdelingen groeide eveneens, van
In deze periode werd een voorzichtig begin gemaakt met de professionalisering van de partijorganisatie. Met de instelling van een landelijke propagandacommissie en een Radio- en Televisiecommissie in 1964 kregen de public relations meer aandacht. Ook kwam de kadervorming, lange tijd als ‘onliberaal’ beschouwd, van de grond. De verkiezingscampagne werd op wat meer professionele leest geschoeid. In 1966 introduceerde de partij een nieuwe huisstijl (al bestond die term toen nog niet), die in feite tot op de dag van vandaag is gehandhaafd: de min of meer boven elkaar geplaatste ‘chocoladeletters’ VVD, uitgevoerd in de nationale kleuren oranje, wit en donkerblauw.
Aan het begin van de jaren zestig begon het in de doorgaans zo bedaarde VVD te rommelen. De begin-dertigers Frits Korthals Altes en Henk Vonhoff namen het voortouw bij de machtswisseling, waarbij Pieter Oud als partijleider het veld moest ruimen. In deze onrustige periode diende zich in 1962 met het Liberaal Democratisch Centrum (LDC) een ‘linkse’ oppositie aan, die VVD wilde vernieuwen. Een deel van het Centrum, dat door sommige VVD-leden als ‘crypto-socialistisch’ werd beschouwd, stapte in 1966 over naar D66.
Zo kwam de VVD in beweging. Het dagelijks en hoofdbestuur kwam vaker bijeen en er kwamen partijcommissies bij. Er werd meer binnen de partij gediscussieerd, en ook feller, zo bleek bijvoorbeeld op de algemene vergadering van 29 en 30 maart 1963, de laatste die voorzitter Oud leidde. De gemoederen liepen hoog op; er was sprake van een ‘stortbui van interrupties’ . De geest was nu uit de fles: ook op vergaderingen in latere jaren roerden critici zich en werden er vele vragen gesteld. De onenigheid kwam zo op straat te liggen en dat was wennen voor de VVD, want kritiek moest eigenlijk binnenskamers blijven.
Al met al was de VVD ‘op explosieve wijze actiever… geworden’, aldus Vonhoff. De betrokkenheid van de leden, afdelingen en commissies bij het uitstippelen van de politieke lijn nam behoorlijk toe. De achterban kreeg op aandringen van het LDC volop de gelegenheid invloed uit te oefenen op het verkiezingsprogramma. Edzo Toxopeus schreef voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 een discussienota, waarop bijna vijfhonderd reacties binnenkwamen. Vier jaar later werden bij het ontwerpprogram meer dan duizend wijzigingen voorgesteld. Op een ‘amendementenbeurs’ vond een eerste schifting plaats.
Zo leek de VVD met een georganiseerde oppositie van het LDC en een sterk toegenomen engagement van de leden nog maar weinig op de partij uit de jaren vijftig. De ontwikkeling van de VVD van kiesvereniging tot moderne politieke partij zal de oude garde hoogstwaarschijnlijk zwaar zijn gevallen.