Op zaterdagmiddag 24 januari 1948 zag in een overvol Bellevue in Amsterdam de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie het licht. De VVD ontstond uit het samengaan van de Partij van de Vrijheid (PvdV), waarvan Dirk Stikker partijleider was, en het Comité-Oud, vernoemd naar zijn voorzitter Pieter Oud. Dit comité bestond uit ontevreden leden van de links-liberale Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB), die in 1946 met de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en enkele andere politieke groeperingen was opgegaan in de Partij van de Arbeid (PvdA).
Al snel na de totstandkoming van de PvdA vond Oud, die in de VDB een vooraanstaande rol had gespeeld, dat zijn nieuwe partij te veel sociaaldemocratische trekjes kreeg. Ook kreeg hij niet de erkenning waarop hij gezien zijn politieke staat van dienst dacht te kunnen rekenen. Toen Oud zich in augustus 1947 openlijk afvroeg ‘of de tijd niet langzamerhand rijp wordt voor het oprichten van een vooruitstrevende partij, waarin groepen uit de Partij van de Arbeid, de Partij van de Vrijheid en de daklozen zich zullen kunnen thuisgevoelen’, vond hij meteen gehoor bij Stikker. De PvdV was in maart 1946 opgericht, maar was in feite weinig meer dan de voortzetting van de behoudende en wat stoffige Liberale Staatspartij van voor de Tweede Wereldoorlog. Stikker was lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen op 16 mei 1946. Het resultaat (zes zetels) viel hem tegen. De PvdV verkeerde in een impasse, zo meende Stikker; achter de schermen ging hij gretig in op de verkapte uitnodiging van Oud. Deze stapte in oktober 1947 uit de PvdA en vormde het ‘Comité tot voorbereiding van een Democratische, niet-socialistische Volkspartij’.
In de onderhandelingen met Stikker haalde Oud het onderste uit de kan – en dat terwijl de PvdV zo’n 20.000 leden telde en Ouds Comité hooguit een paar honderd geestverwanten had. Zowel de naam ‘Volkspartij voor Vrijheid en Democratie’ als de naam van het partijorgaan (Vrijheid en Democratie) kwam uit zijn koker. Op de voorlopige kandidatenlijst voor de komende Kamerverkiezingen vielen drie van de geschatte acht à negen verkiesbare plaatsen aan leden van het Comité toe, inclusief het lijsttrekkerschap voor Oud zelf.
Op 16 december 1947 kondigden Oud en Stikker op een persconferentie de komst van de VVD aan. Het Comité en de PvdV werden hiermee voor een voldongen feit gesteld, maar zouden uiteindelijk wel akkoord gaan – zij het dat de door Oud bedachte term ‘volkspartij’ binnen de PvdV veel weerstand opriep. Bij de totstandkoming van de VVD had Oud aan het langste eind getrokken; hij zou de partij ook domineren tot zijn terugtreden in 1963.