Rudolf de Korte (1936) groeide op in een liberaal milieu. Hij studeerde wiskunde en natuurwetenschappen, waarin hij ook promoveerde. Ook volgde hij een opleiding aan de Harvard Business School. Vanaf 1964 was De Korte werkzaam in het bedrijfsleven; hij werkte achtereenvolgens bij Shell en Unilever.
In 1959 was De Korte lid geworden van de VVD, geïnspireerd door de toenmalige partijleider Pieter Oud. Van 1972 tot 1978 was hij lid van het dagelijks bestuur – als secretaris-propaganda, een functie die later werd omgedoopt tot het wat beter klinkende secretaris-voorlichting. Om de uitzendingen van de VVD in het kader van de zendtijd politieke partijen te verlevendigen, veranderde hij de opzet: korte toespraken van de partijvoorzitter en de partijleider, afgewisseld met korte interviews met middenstanders of werkende vrouwen. De Korte, die persoonlijk publiciteit evenmin versmaadde, deed die vraaggesprekken zelf. Ook leidde hij de succesvolle campagnes voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1972 en 1977. Anders dan partijleider Hans Wiegel was hij toen minder gediend van de verkettering van de PvdA, zo schreef hij in een artikel in het ledenblad Vrijheid en Democratie. In de VVD-top werd hem dit niet in dank afgenomen. In 1979 publiceerde hij het boek Naar een vrije samenleving, waarin hij wilde afrekenen me het misverstand als zou het liberalisme ‘slechts egoïsme en materialisme in de mensen wakker schudden’.
Een paar jaar eerder, in 1977, was De Korte in de Tweede Kamer gekomen. Het Kamerlidmaatschap combineerde hij in de jaren 1978-1982 met een zetel in de gemeenteraad van Wassenaar. In maart 1986 volgde hij zijn overleden partijgenoot Koos Rietkerk op als minister van Binnenlandse Zaken. Na het vertrek van Nijpels als partijleider in de zomer van 1986 zag De Korte af van het fractievoorzitterschap; hij werd liever minister van Economische Zaken en vice-premier in het tweede kabinet-Lubbers. Joris Voorhoeve volgde Nijpels als fractievoorzitter op.
Aanvankelijk werd De Korte als partijleider van de VVD gezien, maar ‘uiteindelijk bewees de praktijk na drie jaar, dat Joris de politieke aanvoerder was en toen heb ik het ook maar hardop gezegd’, zou hij later zeggen. Voor een deel lag dat aan hemzelf: De Korte vergaloppeerde zich na zijn aantreden als vice-premier al snel toen hij een voorgenomen staatsbezoek van koningin Beatrix aan Japan onverstandig en ongewenst noemde. Premier Ruud Lubbers (CDA) verklaarde dat De Korte niet namens het kabinet had gesproken en liet hem vallen met de woorden: dat was ‘eens maar nooit weer’. Met deze faux pas kreeg het gezag van De Korte als vice-premier een flinke knauw.
Toen het tweede kabinet Lubbers in 1989 plaats maakte voor een regeringscoalitie van CDA en PvdA, nam De Korte weer zitting in de Tweede Kamer. In 1995 werd hij vice-president en in 2001 plaatsvervangend lid van de Raad van Bestuur van de Europese Investeringsbank (EIB) in Luxemburg, wat hij tot 2012 bleef. In 2020 is Rudolf de Korte overleden.