De verkiezingsprogramma’s van de VVD in de jaren tachtig stonden voor een belangrijk deel in het licht van de economische crisis in die periode, met hoge werkloosheid, hoge inflatie en een hoog overheidstekort. Bij de vervroegde verkiezingen voor de Tweede Kamer op 8 september 1982 kwam de VVD met een urgentieprogram uit, dat was opgesteld door de voorzitters en ondervoorzitters van de partij en van beide Kamerfracties. In grote lijnen werd het verkiezingsprogramma van 1981 gehandhaafd, maar de financieel-economische paragraaf werd vanwege de crisis aangepast. De VVD stelde een loonmatiging van twee procent per jaar voor, bezuinigingen van 27 miljard gulden, èn belastingverlaging en lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Sociale uitkeringen zouden – met uitzondering van de AOW – met vijf procent per jaar moeten dalen.
In 1983 had het hoofdbestuur een commissie ingesteld die vanuit liberale optiek moest nagaan hoe de werkgelegenheid kon worden bevorderd. Deze commissie-Polak stelde in haar rapport onder meer voor om een werkweek van gemiddeld 36 uur in te voeren en zo nodig met wettelijke dwang het werk eerlijker te verdelen. Deze aanbevelingen vielen niet goed in de partij: de partijraad die het rapport besprak wilde voor alles voorrang te geven aan lastenverlichting en economisch herstel.
De uitkomsten van de discussie over dit rapport werden gebruikt bij het programma voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1986. Het hoofdbestuur wilde de partij bij de opstelling van dat program meer betrekken. Fracties, partijcommissies en bewindslieden deden hun zegje en de uitkomsten van de discussies tijdens twee partijraden en zes themacongressen werden verwerkt. Met een tekst van meer dan 28.000 woorden werd het zo het langste programma in de geschiedenis van de VVD. Op de ontwerptekst werden door de afdelingen zo’n 3000 amendementen ingediend. Mede door ‘amendementenmarkten’ werd dit aantal teruggebracht tot 404. De algemene vergadering op 17 en 18 januari 1986 stelde het program (getiteld ‘Als de toekomst je lief is’) vast. De VVD wilde het overheidstekort terugdringen door bezuinigingen, privatisering en afstoting van overheidstaken. Ook zouden de burgers meer moeten gaan betalen voor overheidsvoorzieningen (het profijtbeginsel).
Partijvoorzitter Leendert Ginjaar stelde in het voorjaar van 1987 voor om een ‘Liberaal Bestek ‘90’ op te stellen, waarin vanuit liberale optiek antwoorden op brandende maatschappelijke problemen werden geformuleerd. Met een discussie over de toekomstvisie wilde hij ook een streep zetten onder het gekrakeel binnen de VVD. Het in januari 1988 gepresenteerde rapport stelde dat de verzorgingsstaat teveel was doorgeschoten en daarom plaats moest maken voor een ‘waarborgstaat’. Met de conservatieve teneur van ‘Liberaal Bestek ‘90’ had de achterban weinig op: door de leden werden ruim 2000 amendementen ingediend. Op de algemene vergaderingen in mei en juni volgde een aanpassing in meer sociale richting.
Het herziene Liberaal Bestek diende mede als basis voor het programma voor de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 6 september 1989. Het concept was opgesteld door een commissie onder leiding van Edzo Toxopeus. Het program, 'Een kansvolle toekomst', ademde een progressieve, sociaal-liberale geest. De economische crisis was voorbij: AOW- en WAO-uitkeringen zouden met de lonen mee mogen stijgen, andere uitkeringen zouden in koopkracht gehandhaafd moeten worden. Milieubeleid kreeg veel aandacht; de bouw van nieuwe kerncentrales werd – in tegenstelling tot vorige programma's – niet meer verlangd. Het programma was met bijna 24.000 woorden wat korter dan dat van 1986.