In de loop van de jaren tachtig werd de grote invloed die de kamercentrales in de VVD genoten enigszins ingeperkt. Hoe groot hun macht was, bleek duidelijk tijdens de kandidaatstellingsprocedures voor de Tweede Kamer in 1982 en 1986. Wanneer een aantal kamercentrales onderlinge stemafspraken maakten over de lijstvolgorde, kon het hoofdbestuur die niet doorbreken. Deze regionale kongsi’s leidden vaak tot spanningen binnen de partij. De blokvorming tijdens het kandidaatstellingsproces in 1982 noemde partijvoorzitter Jan Kamminga ‘zonder meer verwerpelijk’. In 1986 botsten westelijke en noordelijke kamercentrales over de kandidatenvolgorde, terwijl de partijtop machteloos moest toekijken. Een jaar daarvoor waren de voorzitters van de kamercentrales lid geworden van de verkiezingsraad (de uitgebreide partijraad met extra afgevaardigden van de kamercentrales) – een formele erkenning van hun grote invloed achter de schermen.
In 1987 constateerde Kamminga’s opvolger als partijvoorzitter Leendert Ginjaar dat de wijze van kandidaatstelling steeds weer leidde tot ‘problemen, ergernis en frustratie’. Wat eerder was er een Reglementen Evaluatie Commissie ingesteld die met oplossingen moest komen, maar wezenlijke veranderingen werden pas door de algemene vergadering van 8 september 1990 doorgevoerd. Het hoofdbestuur kon voortaan al vroeg in het kandidaatstellingsproces advies uitbrengen en de verkiezingsraad werd afgeschaft, ten faveure van de algemene vergadering. De kamercentrales verloren zo hun greep op de kandidaatstelling.
Al eerder hadden de kamercentrales hun zetel in het hoofdbestuur verloren. De in november 1986 aangetreden partijvoorzitter Leendert Ginjaar stelde na een tournee langs de kamercentrales in zijn nota Functie en Structuur een ingrijpende hervorming van het VVD-bestuur voor, die vooral ten koste zou gaan van de invloed van de kamercentrales. In mei 1988 besloot de algemene vergadering de omvang van het hoofdbestuur, waarin alle negentien kamercentrales vertegenwoordigd waren, terug te brengen van zo’n dertig leden tot elf à dertien, teneinde de slagvaardigheid te vergroten. Hiermee kwam na zo’n 25 jaar een einde aan de regionale samenstelling van het hoofdbestuur. De kamercentrales werden hiervoor wel gecompenseerd: er werd een formeel ‘periodiek overleg’ ingesteld van het hoofdbestuur en de kamercentralevoorzitters. Dit overlegorgaan, dat regelmatig bijeen kwam en waarin werd gesproken over politieke thema’s en organisatorische kwesties, ging in de herfst van 1988 van start. ‘In vertrouwelijke sfeer werd vaak op indringende wijze van gedachten gewisseld over “wel en wee” van de partij’, aldus het jaarverslag 1989.
Het partijkader en andere partijleden konden zich vanaf 1983 abonneren op de VVD-expresse, waarin de standpunten van de fractie op verschillende beleidsterreinen bondig werden beschreven.