Jozias van Aartsen

Jozias van Aartsen (1947) groeide op in Den Haag. Hij kreeg de politiek met de paplepel ingegeven. Zijn vader was van 1949 tot 1965 achtereenvolgens wethouder, Tweede Kamerlid en minister namens de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Van Aartsen junior studeerde rechten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, maar maakte zijn studie niet af. In 1970 werd hij medewerker en een jaar later ambtelijk secretaris van de Tweede Kamerfractie van de VVD. Zonder academische graad werd Van Aartsen in 1974 directeur van de Prof.mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijke bureau van de VVD. In 1972 en 1977 schreef hij samen met partijleider Hans Wiegel de programma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen. In 1979 stapte Van Aartsen over naar het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar Wiegel minister was. Hij maakte snel promotie en werd in 1985 secretaris-generaal. Na het overlijden van minister van Binnenlandse Zaken Koos Rietkerk in februari 1986 had partijleider Ed Nijpels hem als diens opvolger gevraagd, maar Van Aartsen bedankte daarvoor.

In 1994 koos Van Aartsen alsnog voor een loopbaan als politicus. Hij werd minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in het eerste paarse kabinet-Kok, waarvan PvdA, VVD en D66 deel uitmaakten. Zijn benoeming was verrassend omdat hij geen agrarische achtergrond had. Bovendien was dit departement was van oudsher bestemd voor confessionele en later christendemocratische ministers. In 1998 volgde voor Van Aartsen in het tweede kabinet-Kok het ministerschap van Buitenlandse Zaken.

Na de zware verkiezingsnederlaag van de VVD op 15 mei 2002 nam Van Aartsen zitting in de Tweede Kamer. Toen na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 januari 2003 partijleider Gerrit Zalm minister werd in het tweede kabinet-Balkenende, volgde Van Aartsen hem op als fractievoorzitter. Hij bood de fractieleden veel speelruimte, maar kreeg het wel te stellen met Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders. De laatste zou de fractie verlaten en een eigen partij oprichten, de Partij voor de Vrijheid (PVV). Als fractievoorzitter had Van Aartsen de ambitie partijleider van de VVD te worden. Het congres op 26 en 27 november 2004 wilde echter niet verder gaan dan hem het predicaat ‘politiek aanvoerder’ toe te kennen; Zalm bleef de partijleider van de VVD.

Nadat Zalm had aangekondigd niet weer als lijsttrekker te willen fungeren, diende Van Aartsen zich als zijn opvolger aan. Toen de gemeenteraadsverkiezing op 7 maart 2006 een mager resultaat opleverden, besloot hij echter terug te treden als fractievoorzitter. Hij bleef in de Tweede Kamer tot de vervroegde verkiezingen op 22 november 2006, een klein half jaar na de val van het tweede kabinet-Balkenende. Twee jaar later werd Van Aartsen benoemd tot burgemeester van zijn geboortestad Den Haag, waar zijn vader na de Tweede Wereldoorlog wethouder was geweest. In maart 2017 legde hij deze functie neer. Een maand later werd Van Aartsen waarnemend Commissaris van de Koning in Drenthe, waarna hij in december 2017 tot waarnemend burgemeester van Amsterdam werd benoemd.

Van Aartsen was een welbespraakte en charmante maar ook wel wat parmantige politicus. Hij ontzag als fractievoorzitter heilige huisjes in zijn partij bepaald niet. Zo pleitte hij voor de invoering van een referendum, wat voor velen in de VVD vloeken in de kerk was. Zo mogelijk nog gevoeliger lag zijn pleidooi voor een fusie met D66.

Gerrit Zalm draagt de voorzittershamer van de Tweede Kamerfractie in 2003 over aan Jozias van Aartsen
Gerrit Zalm draagt de voorzittershamer van de Tweede Kamerfractie in 2003 over aan Jozias van Aartsen